Waarom een niet-gegarandeerd pensioen juist veiliger is

Waarom een niet-gegarandeerd pensioen juist veiliger is
mei 2, 2011 A&V

Waarom een niet-gegarandeerd pensioen juist veiliger is

Pensioenuitkeringen zijn straks waarschijnlijk niet meer gegarandeerd. Paul van der Kwast legt uit waarom dat een goed idee is.

Werkgevers en vakbonden onderhandelen al een aantal maanden over een hervorming – ‘modernisering’ – van ons pensioenstelsel. De belangrijkste aanpassing wordt waarschijnlijk dat de pensioenuitkering niet langer voor honderd procent wordt gegarandeerd. Is ons pensioen nog wel veilig of kunnen we beter zelf gaan sparen?

Waarom een nieuw stelsel?
De hervorming van het stelsel is nodig omdat de huidige pensioengarantie niet langer houdbaar is. Die garantie vereist dat pensioenfondsen te allen tijde voldoende vermogen hebben om aan alle pensioenverplichtingen te voldoen. Niet alleen de huidige uitkeringen, maar ook de toekomstige pensioenaanspraken van mensen die nu nog gewoon aan het werk zijn.

In 2010 zakte een aantal pensioenfondsen in Nederland door het ijs: doordat de waarde van hun beleggingen inzakte, daalde hun vermogen en voldeden zij niet langer aan de eisen die De Nederlandsche Bank stelde aan hun kapitaalbuffers. Ze moesten dit onstane gat in hun vermogen direct repareren. Dat kan maar op twee manieren: door de uitkeringen te bevriezen of zelfs te verlagen of door de premies te verhogen. Garantie of niet: enkele fondsen besloten daarop inderdaad te korten op de pensioenuitkeringen.

Dat maakt de huidige garantie in de praktijk dus tot een schijngarantie.

Door de pensioenen niet langer voor honderd procent te garanderen, zijn de fondsen niet meer verplicht om die buffer continu veilig te stellen. Dan hoeven ze niet telkens als het slecht gaat op de beurs in paniek te raken en noodmaatregelen te nemen, maar kunnen ze wachten totdat de beurskoersen aantrekken en hun vermogen vanzelf weer stijgt.

Zo zal het vermogen in slechte tijden lager zijn dan de huidige verplichte buffer, maar in goede tijden juist veel hoger; dan kan het fonds een spaarpot aanleggen. Zo kunnen normaal gesproken de pensioenen altijd uitbetaald worden. In theorie lopen pensioengerechtigden een heel klein risico dat ze – tijdelijk – niet hun volledige pensioen krijgen – maar dat risico lopen ze ondanks de huidige garanties nu ook al.

Toch een gegarandeerd pensioen?
Sommige onderhandelaars willen het gegarandeerde pensioen behouden. De enige manier waarop dat kan, is door veiliger te beleggen. Maar dat is duur. Als je absolute zekerheid wilt, moet je alles beleggen in staatsobligaties. Die brengen op lange termijn echter veel minder op dan de huidige combinatie van obligaties, aandelen, vastgoed en andere beleggingen. Om de pensioenen voor honderd procent te garanderen, zouden de pensioenpremies volgens een studie van het Centraal Planbureau met misschien wel vijftig procent moeten stijgen. Met als gevolg een flinke daling van onze koopkracht en een stijging van de loonkosten.

De kans is dus groot dat deze variant van tafel gaat en het gegarandeerde pensioen wordt afgeschaft. In theorie wordt het pensioen minder zeker, in de praktijk komen pensioenfondsen juist in rustiger vaarwater.

Bron: Internediair & auteur: Paul van der Kwast