Nooit meer last van kantoorstress
In Nederland raken we meestal meteen van de kook als het internet er uit ligt of een trein niet rijdt. Job ziet in Oeganda hoe het ook kan.
Ik schrijf dit in een wachthokje in Oeganda, waar ik met twee Nederlandse vrienden al drie uur op een bus sta te wachten. We komen net uit de hoofdstad Kampala, een stad waar een Westerse milieuactivist zich kapot zou schrikken: verkeerschaos, smerige uitlaatgassen en benzinestations op iedere straathoek. Mijn bergschoenen, die ik bij me had voor een bergtocht, kwamen goed van pas bij het ontwijken van alle kuilen en modderplassen in de vaak onverharde wegen.
Misschien komt het doordat Oegandezen eraan gewend zijn dat dingen tegenzitten, misschien door het mooie weer, maar Oegandezen maken een bijzonder ontspannen indruk. Zo zat ik even hiervoor in een minibusje, de spil in het Afrikaanse openbaar vervoer, bestuurd door een voortdurend claxonerende bestuurder. We zaten dicht op elkaar gepakt, met 24 passagiers op 14 zitplaatsen; onze bagage op het dak en op de voorbumper gebonden. De Oegandezen aten yoghurt uit een plastic zakje of vlees van grote satéstokken met wee ruikend vlees. Op een zeker moment moest een van mijn medepassagiers, een klein jongetje, plotseling overgeven, mogelijk door het eten van teveel satévlees. Maar misschien was hij gewoon wagenziek. Hij kotste half in het gangpad, half over de man naast hem. Wij schrokken, want als hij over mijn dure camera had gekotst, was ik woest geweest. Maar de man naast hem, die het halfverteerde satévlees over zich heen kreeg, veegde het braaksel rustig van zijn trui, en lachte daarbij net zo vriendelijk als daarvoor.
Toen we kort daarvoor Kampala binnen reden, was die ontspannen houding me ook al opgevallen. We liepen met ons minibusje vast in een opstopping van busjes, auto’s, touringcars, brommertjes en marktkraampjes, en het leek er niet op dat die binnen twee uur zou oplossen. Wij begonnen ons direct op te winden over de haalbaarheid van ons reisschema, maar we leken de enigen. ‘Dat kan gebeuren hoor, op dit moment van de dag’, zei een Oegandees nonchalant. ‘Ga anders lopen, of neem een brommertje.’
Hoe anders reageren wij op kantoor in Nederland op kleine tegenslagen. Vijftien minuten in de wacht als ik een helpdesk probeer te bereiken? Dan ben ik witheet. Een uitgevallen trein waardoor ik een afspraak mis? Dan zweer ik in de toekomst alleen nog de auto te nemen. Geen internet? Dan zijn we totaal ontredderd en is het kantoor te klein.
Na vier uur wachten op de bus neem ik me voor: over een week begin ik weer met werken, maar met de ontspannen instelling van de Oegandees in mijn achterhoofd. Ter voorkoming van te veel kantoorstress.
Bron: Intermediair & auteur: Job van der Wagt